Lessenoverzicht thema Feest je mee?
LES 1: Ga je mee op verkenning?
De leerlingen krijgen 25 quizvragen voorgeschoteld die ze als klasgroep allemaal proberen
te beantwoorden. Daarna krijgen ze een zoekprent te zien waarop ze minstens 30 verstopte
feestafbeeldingen ontdekken. En op het einde onderzoeken ze wie er net als zij op 7 april of 28 mei
geboren werd.
LES 2: Nieuwsuikerdriecarnaweenfeest
Aan de hand van filmfragmenten en foto’s maken de leerlingen kennis met allerlei feesten. Enerzijds
ervaren ze dat veel symbolen bij heel wat feesten terugkomen. En anderzijds maken ze kennis met
allerlei specifieke gebruiken en gewoontes. Ten slotte beseffen ze dat de Vlaamse Gemeenschap heel
wat symbolen heeft, zoals: de Vlaamse Leeuw, de IJzertoren, de Vlaamse feestdag en het logo van de
Vlaamse Gemeenschap.
LES 3: Calendar calendrier calendario
In deze les is het de bedoeling dat leerlingen datums van feesten op kalenders kunnen situeren.
Op het einde van de les moet het bovendien mogelijk zijn om de tijd tussen twee gebeurtenissen te
berekenen. Leerlingen ervaren dat hun tijdsbesteding verschilt van die van hun grootouders en van
leeftijdsgenoten op andere plaatsen in de wereld.
LES 4: Mijn verdagdagsfeest
Deze les start met het bedenken van nieuwe feestideeën. In een latere fase kunnen die ideeën in
concrete acties worden omgezet. De leerlingen berekenen hoeveel dagen ze al op onze aardbol
rondlopen. Gekoppeld aan die feestideeën gaan ze na hoeveel tijd er in de voorbereiding en het
opruimen van zo’n feest kruipt. Ze leren hun tijd inschatten.
Dit overzicht geeft de kern van alle lessen weer. Het laat je toe snel te beoordelen of je de door
de auteurs gekozen volgorde van de lessen wilt aanhouden of een andere volgorde verkiest.
Lessenoverzicht 5
LES 5: Meringue(s) (s)maken
Tijdens deze les wordt er gebakken. De leerlingen weten waar ingrediënten voor dienen en ze kennen
de namen van de bakgereedschappen. De leerlingen werken hygiënisch en ze werken samen. Het
resultaat is schuimgebakjes (meringue).
LES 6: Foor in ’t dorp
De leerlingen ontdekken dat de kermis het landschap tijdelijk verandert. Ze maken kennis met het
beroep van foorreizigers en leven zich in hun leven in. Ze nemen hun klasstoel mee naar buiten, gaan
erop zitten en bekijken het landschap in de buurt van de school. Ze bestuderen het aan de hand van de
wie-, wat-, waar- en waaromvragen.
LES 7: Een gevoelig zaakje
In deze les ligt het accent op sociale vaardigheden en gevoelens. De leerlingen beluisteren twee
verhalen en geven visueel aan hoe boos, blij, verdrietig of jaloers ze zich erbij voelen; ze maken een
gevoelsspiegel. Ze vergelijken hun voorstelling met die van hun klasgenoten. Op het einde van de les
fotograferen ze elkaars gelaatsuitdrukkingen.
LES 8: Ons leven een toneelstuk?
De leerlingen ervaren dat elk gezin er anders uitziet: nieuw samengestelde gezinnen,
eenoudergezinnen, holebigezinnen … Ze beseffen bovendien dat elk mens lid is van heel wat
groepen: jeugdbewegingen, klassen, sportverenigingen, muziekscholen … Ze tonen zowel bij de
gezinssamenstellingen als bij de lidmaatschappen respect voor anderen.
LES 9: Bewegen, een feest
De leerlingen beseffen dat er niet enkel een voedingsdriehoek, maar ook een bewegingsdriehoek
bestaat. Ze evalueren hun eigen bewegingsmodel.
SAMENVATTING
De leerlingen overlopen de leerstof nog een keer. Ze staan stil bij dingen die erg interessant, moeilijk of
boeiend waren. Ze achterhalen wat er is blijven hangen en waar nog wat extra aandacht voor nodig is.
Leren leren? Dat doe ik zo!
De leerlingen laten een volwassene oordelen over hun leren-leren-capaciteiten. Ze proberen bovendien
de inhoud van het themaschrift aan die volwassene over te brengen.
VERHAAL - Wat een feest! (Rien Broere)
In het midden van het themaschrift zit een boeiend kortverhaal. Verhalen brengen het onderwerp
van het thema tot leven en zorgen ervoor dat de leerlingen zich kunnen inleven in de wereld van de
personages. Hoe en wanneer je het verhaal een rol laat spelen tijdens dit thema, bepaal je zelf. Laat je
de leerlingen het vooraf thuis lezen? Lees je het in de klas? Bij het begin van het thema, tussendoor of
achteraf? Je kiest zelf het gepaste moment en de geschikte plaats.